Nauwkeurigheid is het belangrijkste: om je bloeddruk te meten heb je een apparaat nodig dat zo nauwkeurig mogelijk meet en eenvoudig is te gebruiken. Dankzij hun intelligente specificaties zorgen Veroval® bloeddrukmeters dat meetfouten worden voorkomen, bijvoorbeeld door je te helpen de juiste plaats van de manchet te controleren. Dat is namelijk zeer belangrijk voor een correct meetresultaat.
Kennis
Veelgestelde vragen
Voor het bepalen van je bloeddruk moeten twee waarden worden gemeten:
- SYS, systolische bloeddruk (bovendruk): deze wordt gegenereerd wanneer het hart zich samentrekt en het bloed in de bloedvaten wordt gepompt.
- DIA, diastolische bloeddruk (onderdruk): deze wordt geproduceerd wanneer het hart ontspant en zich opnieuw met bloed vult.
De gemeten waarden voor de bloeddruk worden weergegeven in mmHg.
Om de resultaten beter te kunnen beoordelen, werken Veroval® bloeddrukmeters met een kleurensysteem dat is gebaseerd op een verkeerslicht. Dit geeft direct een beschrijving van de resultaten, zodat je sneller ziet tot welke categorie de meetwaarde behoort. De World Health Organisation (WHO), de European Society of Cardiology (ESC) en de European Society of Hypertension (ESH) hebben het volgende overzicht ontwikkeld voor de indeling van bloeddrukwaarden:
Resultaatindicator | Beoordeling | Systolische druk | diastolische druk |
3 | Hypertensie graad 3 | 178 mmHg of hoger | 110 mmHg of hoger |
2 | Hypertensie graad 2 | 160 - 179 mmHg | 100 - 109 mmHg |
1 | Hypertensie graad 1 | 140 - 159 mmHg | 90 - 99 mmHg |
N | Grenswaarde | 130 - 139 mmHg | 85 - 89 mmHg |
N | normaal | 120 - 129 mmHg | 80 - 84 mmHg |
N | optimaal | tot 119 mmHg | tot 79 mmHg |
- Vastgestelde hypertensie (hoge bloeddruk) wordt gedefinieerd bij een systolische waarde van minstens 140 mmHg en/of een diastolische waarde van minstens 90 mmHg.
- Over het algemeen wordt de bloeddruk beschouwd als te laag (hypotensie) bij een bloeddrukwaarde lager dan 105 mmHg (systolisch) en 60 mmHg (diastolisch). De scheidslijn tussen een normale en een lage bloeddruk (hypotensie) is echter niet zo nauwkeurig gedefinieerd als die voor een hoge bloeddruk (hypertensie). Signalen voor hypotensie kunnen symptomen zijn als duizeligheid, vermoeidheid, neiging tot flauwvallen, visusstoornissen of een hoge polsslag. Om er zeker van te zijn dat hypotensie en de bijbehorende symptomen geen verschijnselen zijn van een ernstige ziekte, moet bij twijfel een arts worden geraadpleegd.
In het begin veroorzaakt een hoge bloeddruk geen symptomen en merken personen die dit overkomt het niet eens. Dit betekent dat de meeste personen die het overkomt niet eens weten dat zij tot deze patiëntengroep behoren. Wanneer de bloeddruk permanent te hoog is, bestaat er een verhoogd risico op schade aan vitale organen, zoals het hart, de nieren en de ogen. Regelmatig meten geeft betrouwbare informatie over de ontwikkeling van bloeddrukwaarden. Het is belangrijk om al in een vroeg stadium de risico's te herkennen en de gevolgen van hypertensie te voorkomen.
In het begin veroorzaakt een hoge bloeddruk geen symptomen en merken personen die dit overkomt het niet eens. Dit betekent dat de meeste personen die het overkomt niet eens weten dat zij tot deze patiëntengroep behoren. Wanneer de bloeddruk permanent te hoog is, bestaat er een verhoogd risico op schade aan vitale organen, zoals het hart, de nieren en de ogen. Regelmatig meten geeft betrouwbare informatie over de ontwikkeling van bloeddrukwaarden. Het is belangrijk om al in een vroeg stadium de risico's te herkennen en de gevolgen van hypertensie te voorkomen.